Ad van Vugt tijdens de presentatie van de kandidaat-leden voor de Tweede Kamer.
woensdag 31 maart 2010
dinsdag 30 maart 2010
Duurzaamheid
In de discussie over duurzaamheid wordt veel gesproken over de rol van overheid en bedrijfsleven. Maar waar is de consument, de burger, de mens in dit debat? Wat is zijn eigen verantwoordelijkheid en maakt die wat uit?
Ad van Vugt schreef de duurzaamheidsvisie van D66 op de rol van het individu.
Ad van Vugt is kandidaat Tweede Kamerlid voor D66: Zet Ad op 15!
Ad van Vugt schreef de duurzaamheidsvisie van D66 op de rol van het individu.
Ad van Vugt is kandidaat Tweede Kamerlid voor D66: Zet Ad op 15!
Labels:
bedrijfsleven,
burger,
consument,
d66,
duurzaamheid,
visie
Onderwijsvisie
Onderwijs is DE speerpunt van het D66 verkiezingsprogramma. Lees hier de onderwijsvisie die aan de wieg stond van dit hoofdstuk in het verkiezingsprogramma.
Ad van Vugt werkte mee aan deze visie.
Ad van Vugt is kandidaat Tweede Kamerlid voor D66: Zet Ad op 15!
Volledige link: http://www.d66.nl/kennis/document/onderwijsvisie_permanente/f=/vi82h29jehdz.pdf
Ad van Vugt werkte mee aan deze visie.
Ad van Vugt is kandidaat Tweede Kamerlid voor D66: Zet Ad op 15!
Volledige link: http://www.d66.nl/kennis/document/onderwijsvisie_permanente/f=/vi82h29jehdz.pdf
maandag 29 maart 2010
Ingrid van Engelshoven over Ad (Congrestoespraak D66, 8 november 2008 (01:00))
Voor het volledige fragment:http://www.youtube.com/watch?v=05XbJEGijCU
Labels:
ad van vugt,
congrestoespraak,
d66,
ingrid van engelshoven,
vrijwilliger
woensdag 24 maart 2010
Eigen kracht
In de Groene Amsterdammer van vrijdag 4 september 2009 staat een interview met de Belgische ‘internationaal vermaarde psycholoog’ Paul Verhaeghe naar aanleiding van zijn boek Het einde van de psychotherapie. Een behartigenswaardig artikel met scherpe observaties hoe in de geestelijke gezondheidszorg een verschuiving plaatsvindt van ‘praten naar pillen’. Los van de beschuldigende vinger waarmee de auteur wijst naar de farmaceutische industrie die met haar belang om pillen te verkopen haar verantwoordelijkheid nauwelijks neemt en genadeloos inspeelt op de behoefte van mensen aan instant oplossingen, wijst hij ook op maatschappelijke ontwikkelingen die een mens- en wereldbeeld schetsen dat niet erg bemoedigend is. Namelijk:
Mensen die de oorzaak van hun problemen steeds minder bij zichzelf zoeken, die het ontbreekt aan ankerpunten met een gebrek aan identiteit, zingeving en daarmee samenhangend: zelfvertrouwen. Een steeds meer amorfe samenleving waarin die mens vastloopt, leidend tot steeds meer depressies en daaraan gekoppeld gebruik van medicijnen op steeds jongere leeftijd.
De Permanente Programmacommissie (PPC) van D66 heeft zojuist een essay uitgebracht getiteld: Vertrouw op de eigen kracht van mensen (waarbij overigens het woord mensen zowel in het enkelvoud als in het meervoud gelezen moet worden). Ik noem het liever een boek. Het is namelijk het resultaat van een tweejarig proces waarin de PPC vooral veel werk heeft gehad in het terugbrengen van een veel groter document tot dit exemplaar.
De titel van ons boek lijkt tegenstrijdig met het mensbeeld dat Verhaeghe schetst; wij zijn veel optimistischer over de kracht van mensen om hun eigen leven vorm te geven. Toch delen we naar mijn mening een gemeenschappelijke analyse. De maatschappelijke kanteling die ik zie is er een van denken in hiërarchie - waarin van bovenaf bepaald wordt hoe te leven - naar denken in gelijkwaardigheid met alle consequenties voor de eigen verantwoordelijkheid van mensen zelf van dien. Herman Wijffels heeft deze ontwikkeling ooit benoemd als ‘de ontwikkeling van een mens die leeft als deel van een collectief naar de mens die leeft als individu met verantwoordelijkheid voor het geheel’.
Dit vraagt nogal wat van het individu, zoals ook Verhaeghe beschrijft. Maar dat steeds meer mensen deze nieuwe verantwoordelijkheid niet aankunnen, heeft niet zozeer met de mens zelf te maken – de mens is niet zoveel veranderd – maar met name met zijn omgeving. We hebben het nog nooit zo goed gehad, maar we zijn tegelijkertijd onze collectieve zingevingcontexten kwijtgeraakt; kerk, vakbond, verenigingen. De sociale verbinding is niet meer vanzelfsprekend waardoor een zingevingsproblematiek ontstaat die mensen die niet gewend zijn hun eigen koers te bepalen depressief maakt, aldus Verhaeghe. De overvloedmaatschappij die voor deze collectieve arrangementen in de plaats is gekomen werkt niet als materialistisch zingevingmiddel omdat het de intieme noden niet beantwoord: ons leven moet zingevend zijn.
Maar leidt deze veranderende context onherroepelijk tot een mens die zijn zelfvertrouwen en plaats in de samenleving, en daarmee zichzelf, verliest? Vertrouw op de eigen kracht van mensen betekent voor ons dat we erin geloven dat mensen zelf weer richting kunnen en zullen geven aan hun leven, in samenhang met anderen. Misschien niet iedereen tegelijk; sommigen eerder dan anderen. Hier zit denk ik de uitweg uit het pessimistische mens- en wereldbeeld dat Verhaeghe schetst: er bestaat een voorhoede van mensen die bewust hun eigen leven richting geven maar die daarbij niet vergeten dat de zingeving zit in dat te doen in samenhang met de ander en in verantwoordelijkheid voor je leefomgeving.
Mensen die de oorzaak van hun problemen steeds minder bij zichzelf zoeken, die het ontbreekt aan ankerpunten met een gebrek aan identiteit, zingeving en daarmee samenhangend: zelfvertrouwen. Een steeds meer amorfe samenleving waarin die mens vastloopt, leidend tot steeds meer depressies en daaraan gekoppeld gebruik van medicijnen op steeds jongere leeftijd.
De Permanente Programmacommissie (PPC) van D66 heeft zojuist een essay uitgebracht getiteld: Vertrouw op de eigen kracht van mensen (waarbij overigens het woord mensen zowel in het enkelvoud als in het meervoud gelezen moet worden). Ik noem het liever een boek. Het is namelijk het resultaat van een tweejarig proces waarin de PPC vooral veel werk heeft gehad in het terugbrengen van een veel groter document tot dit exemplaar.
De titel van ons boek lijkt tegenstrijdig met het mensbeeld dat Verhaeghe schetst; wij zijn veel optimistischer over de kracht van mensen om hun eigen leven vorm te geven. Toch delen we naar mijn mening een gemeenschappelijke analyse. De maatschappelijke kanteling die ik zie is er een van denken in hiërarchie - waarin van bovenaf bepaald wordt hoe te leven - naar denken in gelijkwaardigheid met alle consequenties voor de eigen verantwoordelijkheid van mensen zelf van dien. Herman Wijffels heeft deze ontwikkeling ooit benoemd als ‘de ontwikkeling van een mens die leeft als deel van een collectief naar de mens die leeft als individu met verantwoordelijkheid voor het geheel’.
Dit vraagt nogal wat van het individu, zoals ook Verhaeghe beschrijft. Maar dat steeds meer mensen deze nieuwe verantwoordelijkheid niet aankunnen, heeft niet zozeer met de mens zelf te maken – de mens is niet zoveel veranderd – maar met name met zijn omgeving. We hebben het nog nooit zo goed gehad, maar we zijn tegelijkertijd onze collectieve zingevingcontexten kwijtgeraakt; kerk, vakbond, verenigingen. De sociale verbinding is niet meer vanzelfsprekend waardoor een zingevingsproblematiek ontstaat die mensen die niet gewend zijn hun eigen koers te bepalen depressief maakt, aldus Verhaeghe. De overvloedmaatschappij die voor deze collectieve arrangementen in de plaats is gekomen werkt niet als materialistisch zingevingmiddel omdat het de intieme noden niet beantwoord: ons leven moet zingevend zijn.
Maar leidt deze veranderende context onherroepelijk tot een mens die zijn zelfvertrouwen en plaats in de samenleving, en daarmee zichzelf, verliest? Vertrouw op de eigen kracht van mensen betekent voor ons dat we erin geloven dat mensen zelf weer richting kunnen en zullen geven aan hun leven, in samenhang met anderen. Misschien niet iedereen tegelijk; sommigen eerder dan anderen. Hier zit denk ik de uitweg uit het pessimistische mens- en wereldbeeld dat Verhaeghe schetst: er bestaat een voorhoede van mensen die bewust hun eigen leven richting geven maar die daarbij niet vergeten dat de zingeving zit in dat te doen in samenhang met de ander en in verantwoordelijkheid voor je leefomgeving.
Labels:
kracht,
ontwikkeling,
verantwoordelijkheid,
vertrouwen,
zingeving
dinsdag 23 maart 2010
What's in a name?
Taal is een erg waardevol fenomeen. Hoe je iets noemt bepaalt hoe je ermee omgaat. Zo is in de zorg al een tijd lang het woord ‘patiënt’ vervangen door ‘cliënt’. Hoe verbazend is het dan als vervolgens die cliënt ook eisen gaat stellen aan de kwaliteit en zich ook als cliënt behandeld wenst te zien?
Zo ook spreken wij al enige tijd over D66 als een partij terwijl de juridische vorm een vereniging is. Eigenlijk vind ik vereniging een veel beter woord dan partij, net zoals volksvertegenwoordiging mijns inziens een beter woord is dan parlement.
Een partij in een parlement; iets dat deel is van een groter geheel dat plaatsvindt op een plek waar gepraat (parler) wordt. Maar dit is iets heel anders dan mensen die deel uitmaken van een vereniging (iets dat mensen verbindt), die hun afgevaardigden of vertegenwoordigers sturen naar de volksvertegenwoordiging en waar de regering verantwoording aflegt aan die volksvertegenwoordiging. Dat zijn volgens mij de juiste woorden bij wat politiek bedoeld is te zijn.
Niet zolang geleden heeft Alexander Pechtold aangekondigd deel uit te willen blijven maken van de volksvertegenwoordiging; ook als de politieke vereniging D66 zo veel stemmen haalt dat zij gevraagd wordt deel uit te gaan maken van een regering. Dat doet Alexander omdat hij van mening is dat de regering uit Top Kwaliteit (A+) bestuurders moet bestaan die het beste met het land voor hebben. Partijpolitieke keuzes moeten worden gemaakt door de volksvertegenwoordiging die debatteert over wat wenselijk is, terwijl de regering het heeft over wat haalbaar is. Een politiek leider hoort dus thuis in de volksvertegenwoordiging en niet in de regering, vindt Pechtold.
Deze scheiding herstelt een zuiverheid van het politieke werk op een manier waar het ooit om begonnen is: burgers die zich verenigen in een vereniging die hun gedachtegoed uitdraagt en die zijn vertegenwoordigers naar de volksvertegenwoordiging stuurt. Dit impliceert dat een politieke vereniging iets is dat plaatsvindt ‘tussen mensen onderling’. De politieke vereniging heeft in die zin pas wat met de overheid te maken als zij haar vertegenwoordigers afvaardigt en is zeker geen deel van de overheid zoals het nu vaak lijkt.
De vereniging als verbinding tussen mensen onderling. Hieruit volgt naar mijn mening dat onze vereniging – D66 – vooral initiatieven ondersteunt die van mensen zelf komen in plaats van als partij denken te weten en te bepalen wat goed voor de mensen is. Dan wordt D66 opeens die vereniging die tot uitvoering brengt wat President Kennedy ooit zei: ‘Don’t ask what your country can do for you but ask what you can do for your country’. What’s in a name?
Zo ook spreken wij al enige tijd over D66 als een partij terwijl de juridische vorm een vereniging is. Eigenlijk vind ik vereniging een veel beter woord dan partij, net zoals volksvertegenwoordiging mijns inziens een beter woord is dan parlement.
Een partij in een parlement; iets dat deel is van een groter geheel dat plaatsvindt op een plek waar gepraat (parler) wordt. Maar dit is iets heel anders dan mensen die deel uitmaken van een vereniging (iets dat mensen verbindt), die hun afgevaardigden of vertegenwoordigers sturen naar de volksvertegenwoordiging en waar de regering verantwoording aflegt aan die volksvertegenwoordiging. Dat zijn volgens mij de juiste woorden bij wat politiek bedoeld is te zijn.
Niet zolang geleden heeft Alexander Pechtold aangekondigd deel uit te willen blijven maken van de volksvertegenwoordiging; ook als de politieke vereniging D66 zo veel stemmen haalt dat zij gevraagd wordt deel uit te gaan maken van een regering. Dat doet Alexander omdat hij van mening is dat de regering uit Top Kwaliteit (A+) bestuurders moet bestaan die het beste met het land voor hebben. Partijpolitieke keuzes moeten worden gemaakt door de volksvertegenwoordiging die debatteert over wat wenselijk is, terwijl de regering het heeft over wat haalbaar is. Een politiek leider hoort dus thuis in de volksvertegenwoordiging en niet in de regering, vindt Pechtold.
Deze scheiding herstelt een zuiverheid van het politieke werk op een manier waar het ooit om begonnen is: burgers die zich verenigen in een vereniging die hun gedachtegoed uitdraagt en die zijn vertegenwoordigers naar de volksvertegenwoordiging stuurt. Dit impliceert dat een politieke vereniging iets is dat plaatsvindt ‘tussen mensen onderling’. De politieke vereniging heeft in die zin pas wat met de overheid te maken als zij haar vertegenwoordigers afvaardigt en is zeker geen deel van de overheid zoals het nu vaak lijkt.
De vereniging als verbinding tussen mensen onderling. Hieruit volgt naar mijn mening dat onze vereniging – D66 – vooral initiatieven ondersteunt die van mensen zelf komen in plaats van als partij denken te weten en te bepalen wat goed voor de mensen is. Dan wordt D66 opeens die vereniging die tot uitvoering brengt wat President Kennedy ooit zei: ‘Don’t ask what your country can do for you but ask what you can do for your country’. What’s in a name?
Labels:
partij,
taal,
vereniging,
volsvertegenwoordiging
Abonneren op:
Posts (Atom)