In de Groene Amsterdammer van vrijdag 4 september 2009 staat een interview met de Belgische ‘internationaal vermaarde psycholoog’ Paul Verhaeghe naar aanleiding van zijn boek Het einde van de psychotherapie. Een behartigenswaardig artikel met scherpe observaties hoe in de geestelijke gezondheidszorg een verschuiving plaatsvindt van ‘praten naar pillen’. Los van de beschuldigende vinger waarmee de auteur wijst naar de farmaceutische industrie die met haar belang om pillen te verkopen haar verantwoordelijkheid nauwelijks neemt en genadeloos inspeelt op de behoefte van mensen aan instant oplossingen, wijst hij ook op maatschappelijke ontwikkelingen die een mens- en wereldbeeld schetsen dat niet erg bemoedigend is. Namelijk:
Mensen die de oorzaak van hun problemen steeds minder bij zichzelf zoeken, die het ontbreekt aan ankerpunten met een gebrek aan identiteit, zingeving en daarmee samenhangend: zelfvertrouwen. Een steeds meer amorfe samenleving waarin die mens vastloopt, leidend tot steeds meer depressies en daaraan gekoppeld gebruik van medicijnen op steeds jongere leeftijd.
De Permanente Programmacommissie (PPC) van D66 heeft zojuist een essay uitgebracht getiteld: Vertrouw op de eigen kracht van mensen (waarbij overigens het woord mensen zowel in het enkelvoud als in het meervoud gelezen moet worden). Ik noem het liever een boek. Het is namelijk het resultaat van een tweejarig proces waarin de PPC vooral veel werk heeft gehad in het terugbrengen van een veel groter document tot dit exemplaar.
De titel van ons boek lijkt tegenstrijdig met het mensbeeld dat Verhaeghe schetst; wij zijn veel optimistischer over de kracht van mensen om hun eigen leven vorm te geven. Toch delen we naar mijn mening een gemeenschappelijke analyse. De maatschappelijke kanteling die ik zie is er een van denken in hiërarchie - waarin van bovenaf bepaald wordt hoe te leven - naar denken in gelijkwaardigheid met alle consequenties voor de eigen verantwoordelijkheid van mensen zelf van dien. Herman Wijffels heeft deze ontwikkeling ooit benoemd als ‘de ontwikkeling van een mens die leeft als deel van een collectief naar de mens die leeft als individu met verantwoordelijkheid voor het geheel’.
Dit vraagt nogal wat van het individu, zoals ook Verhaeghe beschrijft. Maar dat steeds meer mensen deze nieuwe verantwoordelijkheid niet aankunnen, heeft niet zozeer met de mens zelf te maken – de mens is niet zoveel veranderd – maar met name met zijn omgeving. We hebben het nog nooit zo goed gehad, maar we zijn tegelijkertijd onze collectieve zingevingcontexten kwijtgeraakt; kerk, vakbond, verenigingen. De sociale verbinding is niet meer vanzelfsprekend waardoor een zingevingsproblematiek ontstaat die mensen die niet gewend zijn hun eigen koers te bepalen depressief maakt, aldus Verhaeghe. De overvloedmaatschappij die voor deze collectieve arrangementen in de plaats is gekomen werkt niet als materialistisch zingevingmiddel omdat het de intieme noden niet beantwoord: ons leven moet zingevend zijn.
Maar leidt deze veranderende context onherroepelijk tot een mens die zijn zelfvertrouwen en plaats in de samenleving, en daarmee zichzelf, verliest? Vertrouw op de eigen kracht van mensen betekent voor ons dat we erin geloven dat mensen zelf weer richting kunnen en zullen geven aan hun leven, in samenhang met anderen. Misschien niet iedereen tegelijk; sommigen eerder dan anderen. Hier zit denk ik de uitweg uit het pessimistische mens- en wereldbeeld dat Verhaeghe schetst: er bestaat een voorhoede van mensen die bewust hun eigen leven richting geven maar die daarbij niet vergeten dat de zingeving zit in dat te doen in samenhang met de ander en in verantwoordelijkheid voor je leefomgeving.
woensdag 24 maart 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten